-
Par Antonius Moonen le 28 Octobre 2015 à 12:18
Wanneer Nederlanders pretenderen dat ze allesbehalve snobs zijn en een snobistische leefstijl verfoeien, dan denk ik steeds: Nou dat is dan jammer voor je, want kijk eens naar de Gouden Eeuw toen het krioelde van snobs (nieuwe rijken en patriciërs die een soort ersatz adel waren) in de Lage Landen en toen stond ons land er economisch en cultureel toch een beetje beter voor. Ken je geschiedenis !
Net als François Hollande wil iedere Nederlander “normaal” zijn. Dat is op zich niet bepaald een nobel streven maar volgens kenners hebben we die degout aan een calvinistische achtergrond te danken, dat opvallen en prestige taboe zijn, wat op den duur toch zeer frustrerend moet zijn. Waarom eigenlijk: ik dacht dat we juist tolerant waren? Kijk hoe miserabel Frankrijk ervoor staat, met een “normale” president!
Afijn! Culinaire snobs zijn we ook überhaupt niet vanwege onze frites-mayonaise-cultuur, alhoewel dit snobisme – Godzijdank - de laatste jaren sterk heeft toegenomen. In zijn werk The Book of Snobs noemt de auteur William Thackeray de “Royal Snob”. Deze snob is verzot op adellijke titels. Daarmee bedoel ik niet zo zeer de Oranjes zelf wiens voorvaderen oorspronkelijk doodgewone graven waren, vervolgens een (Franse) prinsentitel erfden en toen (merci Napoleon) zich koning mochten noemen. Stel je voor, die hadden als lijfspreuk: “Doe maar normaal”? Dan hadden ze het beslist nooit zo ver geschopt.
Nee, ongeacht dit streven naar titels en aanzien (wat in feite de kwintessens van het fenomeen snobisme is), zijn de “koninklijke” snobs volgens Thacheray eerder zij die met hem dwepen en hem flatteren, nooit de koning zelf. Lodewijk de XIV was voor hem DE koning van de Snobs. Willem-Alexander is - begrijpelijk - een beginneling, een “grand” debutant, vergeleken bij de Zonnekoning. Een snobkoning zal hij nooit worden. Alleen op Koningsdag dan een beetje.
“Je maintiendrai”, besluit ik dus maar.
-
Par Antonius Moonen le 9 Décembre 2013 à 08:58
Annie M.G. Schmidt uit: Invers, poëzie moet uit haar boeken treden, Erik Heyman, Koen Stassijns , Ivo van Strijtem, NV Standaard Uitgeverij 1994
-
Par Antonius Moonen le 9 Juin 2010 à 20:07
Wat in een « snobistisch » intérieur niet ontbreken mag :
1) Persoonlijkheid: een intérieur moet karakter, originaliteit en individualiteit bezitten. Het klakkeloos volgen van een mode of een trend kan, vanuit het oogpunt van een “pure” snob, gezien worden als een teken van inferioriteit.
2)Verwondering of provocatie: de beginnende snob is op zoek naar “liefde” (hij/zij wil tot een bepaalde groep behoren), de supersnob eerder naar “verbazing”. Datgene wat wij “kitsch” noemen, valt ook in deze catégorie. Kitsch is namelijk, in elitaire kringen, net als het “tegenstaan” of het onsympathiek zijn, een aristocratisch voorrecht. Bij de gewone burger is kitsch natuurlijk alleen maar een teken van zijn slechte smaak.
3) Nonchalance: het is belangrijk geen slaaf van zijn intérieur te zijn. Understatement is eveneens een privilege voor de elite. Dat betekent natuurlijk ook dat je gewoon alles aan je binnenhuisarchitect kan overlaten met de mededeling: “I couldn’t care less!”. Ook een “uitgeleefd” trappenhuis kan heel veel charme hebben.
4) “Leegte” maar ze mag niet op “zuinigheid” lijken. De “de-deurwaarder-is-zojuist-op-visite-geweest”-stijl is vanzelfsprekend gepaster. Comfort en gezelligheid zijn volks en bourgeois. Boeddha-beeldjes en overige “zen”-accessoires zijn dat ondertussen ook.
5) Humor en kleur want van langdradige zwart-wit combinaties à la Anoushka Hempel word je depressief. Een heuse snob is blasé en verveeld, maar beslist niet triest! Want ook dat betekent dat het je aan iets ontbreekt! Nuance!
6) Overvloed: één gewei is géén gewei. Wel oppassen want de “supersized” is vaak een stokpaardje van de nouveau riche.
7) Traditie: altijd in een keuken. Een vleugje decadentie in het tafelservies bijvoorbeeld of een paar (wild of gevogelte) stillevens aan de muur. Antiek (liefst met familiehistorie) en vintage (winkel) is natuurlijk overal te plaatsen, zolang ’t maar niet al te zeer op een museum lijkt. Een degelijk curiositeitenkabinet om in weg te dromen en een boekenkast horen echter in elk bureau.
8)Contrasten: niets hoort bij elkaar, maar alles past. En als het niet past, nou dan weet diegene die vindt dat het niet zo hoort, waarschijnlijk gewoon niet beter. Ook hier voorzichtig zijn, want soms sommige contrasten duiden op “vulgariteit”.
9)Alhoewel sommige puristen vinden dat elk gebruiksvoorwerp per definitie “lelijk”, is de snob beslist niet vies van “authentieke” functionaliteit en design, ook niet van een enkel barok détail. Dan is het natuurlijk een kwestie van “hoeveel” détails u in gedachte had. Vergeet nooit dat détails zichzelf wurgen. Uiteindelijk wordt ’t dan een bonte kermis. En dat kan inderdaad erg verstikkend zijn.
10) Kunst & Design: er zijn conservatieve snobs en meer avant-gardistische snobs. Maar snobisme betekent vooral “frivoliteit” en die moet steeds “licht” en “los” blijven, anders wordt ze pedant! Bekende en onbekende artiesten of designers met elkaar mengen, zolang ’t uw eigen smaak weerspiegelt, mag en moet zelfs. Geheel van intérieur veranderen ook! Zelfs behang laten drukken met uw familiewapen. Hoe groter het aantal personen met wie u een zaak of een adresje moet delen, hoe minder snobistisch deze worden. Logisch, toch?!
Suivre le flux RSS des articles de cette rubrique